
Vanwege een werkproject van Roberto wonen we een halfjaar in Berlijn. Naast het flatgebouw van ons appartementje aan de Loewenhardtdamm zit de Kneipe van Abdullah. Een Syriër die op z’n achtste hier naartoe kwam en op z’n twintigste al Bürgermeister werd. Nou ja, een soort van.
Op onze eerste avond in deze stad belanden we moe van de reis en nieuwsgierig naar de buurt bij hem op de klapstoeltjes voor een biertje en na wat aftasten en snuffelen besluiten we dat we elkaar erg mogen en stuitert hij enthousiast door zijn korte autobiografie waarbij hij al zijn slecht betaalde en loodzware Billigjobs in de bouw en de maaltijdbezorging en de verkoop van vage proteïneshakes noemt. En daarna zijn Bürgermeisterschap waarop Roberto een wenkbrauw optrekt en ik in de lach schiet en hij uitschatert dat dit een hamburgertent betrof waar hij ‘Chef Backen’ was geweest.
De kiosk, want meer is het niet, dat Abdullah een jaartje geleden kon overnemen is een soort buurtcentrum en afhaalpunt en kroegje in een. Hij zit de helft van de tijd zenuwachtig op de wiebelstoeltjes bij de ingang op z’n telefoon te kijken en de andere helft van diezelfde tijd schiet hij omhoog om een pot bier, pak peuken of iets houdbaars te verkopen aan de vele vaste klanten uit onze wijk Tempelhof. Ik vraag hem of het een beetje verdient. Hij schudt zijn hoofd. Niks verdient in Berlijn. Hij vraagt ons waar we wonen en ik wijs naar de bovenste verdieping van de flat direct naast het pleintje waar we zitten. Met schroom vertel ik over de lage huur en de snelheid waarmee we ons huisje hebben gevonden want een woonruimte vinden is in deze stad nog meer de hel dan waar dan ook in Nederland, maar hij begrijpt het. ‘Sie haben Vitamin B’. Ik kijk hem vragend aan. ‘B wie Beziehungen’. Alles is netwerk. Juist in Großstadt Berlin. Ons huisje hebben we via een Franse kennis van een Belgische collega van Roberto met familie in Duitsland enzovoorts en zo verder.
Maar zelfs die Vitamin B werkt niet altijd meer in Berlijn. De Berliner Zeitung staat vol met artikelen over discriminatie bij woningtoewijzing (vaak door de buren), een dreigende energielockdown (70% loopt risico te worden afgesloten van gas en licht door de slechte isolatie en torenhoge energieprijzen), onbetaalbare huren door de ontspoorde marktwerking en paginagrote verhalen zoals dat van een wethouder die ondanks haar ingangen, netwerk, opleidingsniveau en kennis van zaken 488 dagen op zoek was geweest naar een betaalbaar huurflatje. Haar eigen partij had de woningmarkt geliberaliseerd. Ze schaamde zich kapot.
Abdullah woont nog bij zijn ouders. Op het smoezelige raampje van zijn kiosk hangt een handgeschreven A4-tje: Wohnung gesucht. Ik wijs er op en hij haalt z’n schouders op. ‘Kein Vitamin B’. Zijn vader Abdul zit tegenover me, spreekt geen Duits maar lijkt ons gesprek goed te volgen. Soms maakt hij een handgebaar, soms gromt hij wat. Het wordt door het komen en gaan van Turkse en Syrische en Griekse en Italiaanse en Duitse buurtgenoten steeds hartelijker en drukker bij het kleine gebouwtje en uiteindelijk steekt Abdullah een oud campingpitje aan en begint Syrische knoflookworst en ander geurend vettig spul te grillen dat hij vervolgens op slappe plastic bordjes laat rondgaan, met plat dun brood en komkommer en tomaat en hele scherpe knoflooksaus. We besluiten allemaal tegelijk dat eten overal en altijd en voor iedereen liefde is.
Ik vraag hem naar het gerecht dat hem het meest aan Syrië doet denken en hij krijgt de tranen in zijn ogen. Hij weet de Duitse naam niet, het is een vis, groot en vet en dik en verrukkelijk. Zijn vriendin pakt haar telefoon erbij en toont ons een foto. Roberto en ik kijken elkaar aan en roepen ‘dorade!’ Ja, die kennen we in Italië natuurlijk ook. Ik vertel over het favoriete dorade-recept van schoonmoeder Alma, met dunne plakjes aardappel en oregano en flink veel olijfolie. Abdullah dagdroomt met ons over verse op de steiger vlakbij hun familiehuis gevangen dorade die daarna via de grill op het bord belandt met heel veel citroensap. Hij zegt iets in het Arabisch tegen zijn pa, die knikt en bonst met zijn vuist op zijn borstkas op de plek van zijn hart. We zijn uitgenodigd om bij hen dorade te komen eten. Deze zondag al. Als we beduusd afscheid nemen krijgen we van iedereen dikke zoenen op onze wangen en in die wolk van ontroering vraagt Roberto of me misschien wat kunnen meenemen naar het etentje. Abdullah schudt z’n hoofd maar als we al bijna bij de voordeur zijn roept hij ons nog iets na.
‘Bring doch bitte mal etwas Vitamin B.’