
In 1983 ontvluchtten kunstenaar Ronald en zijn vrouw Ursula hun stijve conservatieve Bayerische burgerleventje richting West-Berlijn. Zoals veel creatieve vrijgeesten deden in die tijd. En dat merk je nog steeds in Die Hauptstadt.
Inmiddels woont het echtpaar in een groot stadhuis in de groene wijk Steglitz, tegen de grens met Brandenburg. Maar makkelijk is dat allemaal niet gegaan. In Berlijn zijn duizenden kunstenaars en honderden galerieën. Roland moest kunstgeschiedenis aan een middelbare school gaan doceren om rond te kunnen komen en Ursula opende uiteindelijk een orthopedagogische praktijk om de steeds hogere huur te kunnen betalen. Hun koophuis hebben ze te danken aan een erfenis en een enorme verbouwing die ze grotendeels met de blote handen zelf hebben gedaan. Ze hebben jaren gesappeld.
‘West-Berlijn was in de jaren ’80 een wat verpauperde gekke enclave midden in Oost-Duitsland. Je kon er alleen via een beveiligde moeilijke snelwegrit vanaf Helmstedt via Magdeburg naartoe en daardoor was het een weinig geliefde plek voor West-Duitsers. Om toch zoveel mogelijk getalenteerde jonge mensen aan te blijven trekken ontwikkelde de Bundesregierung een enorm promotieprogramma met belastingvoordelen en woonsubsidies en opleidingstrajecten en zo kwamen wij hier samen met tienduizenden andere kunstenaars en musici en anarchisten en filosofen en vrijdenkers terecht. Arme creatieve sloebers die niets te verliezen hadden,’ lacht hij.
De vrije geesten die in de jaren ’80 het nog altijd voelbare DNA van de stad gevormd hebben kijken met gemengde gevoelens terug op hun pionierstijd. ‘Wij hebben nog geluk gehad,’ vertelt de rustige Bayer als we ze met Kaffee und Kuchen aan hun grote keukentafel net leren kennen. ‘Toen ik eind jaren ’80 een vaste baan als docent had genomen omdat ik als kunstenaar echt helemaal niks verdiende, en de muur viel, was er een grote toestroom van Oost-Duitsers met hun eigen diplomasysteem en waarderingsschalen en noem maar op. Onze school staat op een plek waar je vroeger uitkeek op De Muur. Opeens waren we de school voor Wedding én Prenzlauerberg. Binnen een paar jaar zaten leerlingen uit Oost en West door elkaar heen in de klas. Dat was lastig.’
In de jaren na de Wiedervereinigung zaten veel publieke organisaties met grote vragen over de integratie in hun maag, vertelt Roland. ‘Wat moesten we doen met kennisverschillen binnen dezelfde functies? Hoe gingen we om met de enorme ongelijkheid in huurprijzen tussen Oost en West? En eigenlijk alle prijzen en regels?’ Hij roert in zijn koffie. ‘Eigenlijk begint de hereniging van mensen pas met de generatie van onze kinderen en kleinkinderen. Want onze leeftijdsgenoten die in Ost-Berlin zijn opgegroeid hebben zich nooit echt gelijkwaardig gevoeld. Zij kregen bijvoorbeeld een Ost-Kontrakt toen ze op onze school begonnen. Met een lager loon, want ja, de huren en kosten voor levensonderhoud waren in het oosten toch lager. Die contracten zijn er nog steeds. Er staat gewoon een dikke O op. Hoewel de lonen inmiddels zijn gelijkgetrokken.’
Roberto benoemt de huidige vrije lichte vriendelijke cosmopolitische open sfeer van de stad. ‘Dat moest wel ontstaan,’ reageert Ursula, ‘Wij waren het burgerlijke West-Duitsland ontvlucht en hadden hier vrij goedkope leefomstandigheden maar ook veel gedoe. Er was veel grauwe armoede, drugs en onveiligheid. Door die Lebenskraft steeds aan te boren, creatief en kritisch te blijven naar het systeem, door de rauwheid en ongepolijste kanten van het leven gewoon maar te omarmen en elkaar een beetje op te vangen, hebben we er eigenlijk wat van kunnen maken. Zo is Berlijn wel een lieve stad gebleven. Maar ook heel gerafeld.’
Het is even stil en dan besluit Roland: ‘Berlijn is een stad voor wie durft te leven. Niet voor wie alleen maar idyllisch gelukkig wil zijn.’