In Duitsland is het boek ‘Allein’ van Daniel Schreiber een grote hit en in Berlijn al een jaar aanleiding voor debatavonden, enquêtes, talkshows en theatervoorstellingen. Schreiber, 45, homoseksueel en al jaren single, had nooit gedacht alleen komen te staan. En toch gebeurde dat.

Inmiddels is het boek ook in het Nederlands vertaald (‘Alleen’, Nieuw Amsterdam), las ik in de digitale Trouw voordat ik naar het Kühlhaus bij de Hallischer Tor ga. Daar gaat een dansgroep zich wagen aan het onderliggende thema waar Schreiber over schrijft: eenzaamheid. Volgens hem iets volstrekt anders dan alleen zijn. Schreiber heeft in de talloze interviews die hij het afgelopen jaar gaf steeds benoemd hoe hij er altijd vanuit was gegaan samen met iemand oud te worden. Maar relaties gingen uit, affaires waaiden over en dates deden hem niks meer en zo kwam hij uiteindelijk alleen te staan. In coronatijd ontdekte hij welke diepe eenzaamheid zich in hem schuilhoudt.

Hij deed daarop onderzoek en kwam erachter dat die eenzaamheid in ons allemaal zit. En dat het verschil tussen samenlevenden en alleenstaanden minimaal is. Dat staaft hij met feiten: van de alleenstaanden voelt slechts 2,3% zich vaker eenzaam dan mensen met een vaste partner. Volgens hem is het eigenlijke probleem dat we eenzaamheid onderbewust in de ander herkennen, en er niet mee kunnen omgaan omdat dat ons met de eenzaamheid in onszelf confronteert, waardoor de eenzaamheid zich versterkt. In zijn boek (meer een essay) vraagt hij zich af of we ons als maatschappij niet ten onrechte een ideaalbeeld van ‘stelletjes’ hebben opgelegd. Niet als levensvorm maar als ‘niet-eenzaam-symbool.’ Terwijl ik dat las dacht ik dat we allemaal in ieder geval uit een stelletje geboren worden. Niks symbool. Maar dat benoemt hij niet.

Als een psychologe een inleiding houdt op de rode vloer van het gekke industriële theatertje waar het ballet zo begint, brengt iemand Carl Jung in, die honderd jaar geleden al zei dat een vaste levenspartner een spiegel voor je eigen projecties op Liefde is en juist veel helender kan zijn dan vluchtige relaties. Er volgt wat geroezemoes. Een oudere dame staat op en neemt het broze woord. Ze vertelt over haar grote liefde en hoe zij en haar inmiddels overleden man juist door bij elkaar te blijven, in elkaars ogen hun eigen eenzaamheid hadden leren kennen en helen. Ze heeft vochtige ogen, met haar zachte woorden aait ze de zaal. Een jonge stem brengt vanuit het donker achter op de tribune in dat alle grote symbolen in kunst en literatuur al sinds de oudheid uitgaan van die Ene andere. ‘En ze leefden nog lang en gelukkig,’ besluit hij, ‘ist also doch ein Plural.’ De sfeer in het pakhuisje wordt wat lichter door de onderstroom van hoop en gemeenschap en intimiteit.

In die verstilde lucht dendert de dansgroep op het opzwepende ‘Allein Allein’ van Polarkreis 18 als een groot verdrietig lichaam de rode vloer op. Ze zweet en duwt en trekt en haalt uit en gaat liggen en springt weer op en gromt en brult in bewegingen naar ons toe en dan weer van ons af en als de muziek na een half uur wegsterft doen de dansers hun zwarte natte kledinglaag uit en gaan uit elkaar liggen, in het wit, kwetsbaar en alleen en dan wordt het donker en stil.

Na afloop drink ik aan de bar een wijntje met de oudere vrouw. We vragen ons af of Schreiber niet onbewust de oorzaak van ons individualistische tijdperk heeft benoemd: dat vele relaties niet standhouden omdat we steeds minder afhankelijk van elkaar zijn en dus minder gedwongen worden om elkaar in de ogen te blijven kijken om zo die eenzaamheid te helen. Dat een liefdevolle relatie juist betekent dat je niet wegkijkt bij de eenzaamheid van de ander. De vrouw vraagt nieuwsgierig naar mijn leven en ik vertel ontroerd over Roberto en als ik ga raakt ze mijn arm even aan. ‘Was auch immer geschieht, wählt einander.’

Als ik de voordeur binnenstap staat Roberto te koken. Hij draait zich om en kijkt me liefdevol aan en ik omhels hem en hij mij en ik moet heel lang heel hard huilen.